Romeinen 1:18-2:29 – hoe we God kunnen leren kennen
God heeft Zich bekend gemaakt
Toen Paulus in Athene was, zag hij daar een altaar voor de onbekende God. Wat ze
daarmee precies bedoelden blijft enigszins onduidelijk, maar we zouden kunnen denken
aan iets, dat Aristoteles schreef. Hij schreef een loflied op de schepping, die zo
getuigt van een enorme creativiteit en besluit met de opmerking, dat hij er alles
voor over heeft om die onbekende God te leren kennen. En ook in de werken van Epimenides
, de dichter die door Paulus in Athene geciteerd wordt, speelt deze onbekende God een
belangrijke rol.
In de Romeinenbrief betoogt Paulus, dat deze God weliswaar niet zichtbaar is, maar
wel gekend kan worden! Want God heeft Zich geopenbaard (v.19).
In de schepping (1:20)
Zijn eigenschappen kunnen herkend worden in zijn werken. Zoals we de meesterhand
van Rembrandt herkennen in zijn schilderijen, het genie van Bach in een aria van zijn
hand, zo is Gods kracht en goddelijkheid zichtbaar in de schepping.
In het geweten (2:14,15)
Eigenlijk weten alle mensen van nature wel wat goed en kwaad is. In hun geweten zijn
de morele maatstaven van God als het ware ingeschapen.
In de wet (Gods Woord; 2:17,18)
In zijn wet, de tien geboden, heeft God bekend gemaakt, wat Hij van de mens verlangt.
Je kunt die wet uitbreiden met allerlei praktische toepassingen, zoals in de bijbelboeken
Leviticus, Numeri en Deuteronomium gebeurt voor het volk Israël. Maar je kunt de
essentie van de wet ook samenvatten in een paar regels: God liefhebben boven alles en
de naaste als jezelf (Lucas 10:27).
Maar: het gaat er niet om, dat we alleen maar iets over God weten! Die kennis moet
ook iets uitwerken in ons leven:
Als we Gods macht zien, moet dat ons leiden tot de erkenning van Gods
recht op ons leven en tot het aanbidden van de hoog verheven God.
Als we Gods morele maatstaven begrijpen, moet dat ons ertoe brengen dat we
willen gaan handelen volgens diezelfde normen.
Als we Gods wil ontdekken, moet dat in ons leven leiden tot gehoorzaamheid.
Je zou dus kunnen zeggen, dat het kennen van God een zware last met zich meebrengt.
Maar zo is het zeker niet bedoeld. Veel meer wordt ons hier het plan getoond, dat God
vanaf het begin met de mens had. De mens was geschapen naar Gods beeld, als zijn gelijkenis
(Genesis 1:26,27).
God wilde schepselen, die aan Hem gelijkvormig zouden zijn; Hij wilde ons leven kronen
met heerlijkheid, eer en vrede (2:11). De weg daar naar toe was eenvoudig: luisteren
naar God, wandelen met God.
Wat gebeurt er als je Gods openbaring naast je neerlegt? In hoofdstuk 1 komt 3x de zinsnede
voor: God heeft hen overgegeven (v. 24, 26, 28). Dat betekent zoveel als: God heeft de
mensheid op de eigen gekozen weg laten gaan en de mensheid plukt daar nu de vruchten van:
seksuele onreinheid, onrechtvaardigheid, boosheid, hebzucht,nijd, moord, twist, zonder hart
of barmhartigheid.
Kijk om je heen, maar vooral ook in je eigen hart, en concludeer, dat blijkbaar niemand in staat is om de
zuiging van zonde en ongerechtigheid te weerstaan.
Zij die Gods Woord wel kennen, zijn niet beter af dan zij die onwetend zijn. Want de
vraag is niet of je weet wat goed is, maar of je doet wat goed is. De vraag is niet of
je weet wat God wil, maar of je doet wat God van je vraagt. Daarin faalden de Joden en
daarin falen ook christenen.
Is er een oplossing voor dit probleem? Ja, zegt Paulus. Wat we nodig hebben, is de
besnijdenis van ons hart (2:29). De Joden waren besneden. De besnijdenis was
voor hen een uiterlijk teken dat ze bij God hoorden. De symbolische betekenis was, dat
ze onvruchtbaar zouden zijn en geen vleselijke, zondige daden zouden voortbrengen. Maar
om dat resultaat te bereiken is een innerlijke verandering nodig. Ons hart moet besneden
worden.
Jeremia zegt het zo: God wil het hart van steen uit ons wegnemen en een hart
van vlees in ons planten. Hij wil ons een nieuw hart geven.
Sommige Joden wilden vooral duidelijk laten zien aan de mensen, dat ze tot Gods bijzondere
volk hoorden, zoals bijvoorbeeld de Farizeeën, die aan hun kleding en openlijk vertoon van vroomheid van
verre herkend konden worden.
Maar Paulus zegt: Leg het er niet zo dik boven op. Blijf in je hart dicht bij God en je
zult lof oogsten van God om de goede werken die je ongemerkt doet.
Laten wij bidden om die besnijdenis van ons hart, om een nieuw hart en een standvastige
geest, zodat we leren om goed te doen, liefde en barmhartigheid ten toon spreiden, in
ons gezin, op ons werk, in onze straat, in de kerk.